'Er is geen vrouw die deugt', schreef Schopenhauer in zijn essay Over vrouwen. Met die uitspraak kroonde de filosoof zich tot de beroemdste vrouwenhater van de negentiende eeuw. Maar hij was lang niet de enige. De vrouw, die in de romantiek op een voetstuk werd gezet en bezongen door groten als Goethe en de zussen Brontë, door Poe, Shelley en Byron, tuimelde daar rond het midden van de eeuw van af.
In de romans en de kunst van die dagen tekende zich een nieuw type af: de verraadster, de femme fatale, de overspelige vrouw. Denk aan Baudelaires minnares met verraderlijke ogen in 'L'Invitation au voyage', aan Flauberts Madame Bovary, aan de wufte Salomés van Félicien Rops en Aubrey Beardsley. Wellustige dieren zijn het, uit op mannelijke prooien die ze na de daad met huid en haar verslinden - of financieel te gronde richten.
En doen ze dat bij de symbolisten en in de decadente literatuur nog met enige zwier, bij de naturalistische vrouwenhaters is het met het zwakke geslacht een en al ellende. Een gitzwart voorbeeld is En ménage (1881), een vroege roman van Joris-Karl Huysmans (1848-1907). U kent deze verfijnd schrijvende Parijzenaar waarschijnlijk van À Rebours ( Tegen de keer), een roman over de passies van de dandy Des Esseintes. Maar vooraleer Huysmans met dat werkstuk kon doorbreken, had hij het realisme beproefd.
Meneer Doorsnee
In navolging van Zola goot hij een flinke emmer bleekwater over de helden en heldinnen van de romantiek. Wat overbleef, waren kleurloze levens in vuil ondergoed. Een vrijgezel op zoek naar een warme maaltijd in À vau-l'eau, arbeidsters met armetierige dromen in Les Soeurs Vatard. En in En ménage, vertaald als Aan de vrouw, proberen twee gemankeerde kunstenaars aan de vrouw te komen. En om dan weer aan die vrouw te ontsnappen, want met vrouwen kan je beter helemaal niet te maken hebben, zo vindt Huysmans.
'Het is de onweerlegbare waarheid dat een vrouw, hoe stompzinnig en bekrompen ze ook is, de intelligentste en scherpzinnigste man altijd zal bedotten.' Aan het woord is de schilder Cyprien, boezemvriend van schrijver André Jayant. André en Cyprien zijn jong en cynisch, en leven van een magere rente. Ze dromen van de doeken en boeken die ze nooit zullen schilderen of schrijven. Vooral André is een meneer Doorsnee, een onbeduidende persoonlijkheid die niet warm of koud wordt van het leven en altijd een 'net voldoende' haalde op school. Maar dat belet hem niet om af te geven op de pleziertjes van de massa en op de burgerlijke moraal. En dan de meisjes: die zijn het ergst. Dikke blonde taarten, valse loeders, 'een kraam van onrijpe boezems en kunstmatige derrières, zedelijk gezien een eeuwige ideeënslapte, een mesthoop van gedachten in een roze kop!'
En de grootste ellende: je kunt niet mét en je kunt niet zonder. Mét een vrouw heb je de ellende van een gedeeld bed, 'het porren met de ellebogen of het schoppen met de voeten, de vermoeienis van opgeëiste strelingen, de sleur van voorspelbare kussen!'. En als vrijgezel is er de ellende van koude maaltijden op ongeglazuurd aardewerk, niemand die je knopen aannaait of het bed openslaat, 'de werkster die je kaarsen en je suiker gapt!'
Als de minnaressen opdrogen en de fondsen voor meisjes van plezier al evenzeer, als het koude vrijgezelleneten niet meer te vreten is, ziet André zich toch genoodzaakt om te trouwen. Hij kiest het burgermeisje Berthe. Zij is even onbeduidend als André, wordt niet warm of koud van haar man, en hoopte eigenlijk vooral op schrijverssoiréetjes of gratis tickets voor het theater. Als de eerste de beste fat haar verleidt en André haar betrapt, is het na twee jaar uit met het huwelijk.
Slapstick
Wat volgt is een heuse 'onderrokkencrisis', waarin André met verschillende vrouwen aan zijn behoeften tracht te voldoen, maar door armoede en gierigheid op zichzelf wordt teruggeworpen. Cyprien, die zich ondertussen gesetteld heeft met een brave meid ('een krachtige, vredige koe') raadt hem aan om Berthe te vergeven en terug te keren naar de huwelijkse staat. Die zal hem voorgoed genezen van zijn kunst en zijn vleselijke kwellingen, en hij zal eindigen als elke burgerman: respectabel en stompzinnig. 'Geen talent meer, een goede gezondheid, wat een droom!'
U hoort het al: Aan de vrouw is zwaar pessimistisch, zo troosteloos dat het slapstick wordt. Huysmans zelf noemde zijn humor 'zwart, met wat wrange Britse koddigheid'. Het is niet meteen Monty Python, maar het heeft wel een absurdistisch, opwekkend effect. Want zò erg is je eigen leven niet als je het vergelijkt met de treurigheid van Huysmans' kleine zielen, die tot geen liefde of werkzaamheid in staat zijn.
En tussen de sombere verhaallijn staan pareltjes van prozaschetsen die het Parijse straatleven anno 1880 tot leven wekken. Volksmarkten met anijskoeken, kousenbanden, 'gevierendeelde konijnen en dood gevogelte', en daartussen de foeterende, roodaangelopen koopsters - of de tavernes met goedkope wijn en tweedekeus kip. Huysmans is ook een schildersziel met een fijnzinnig penseel.
Van cynicus tot katholiek
En de vrouwenhaat, wat doe je daarmee in de eenentwintigste eeuw? Bij Huysmans' opvolgers klinkt die even onfris, en daarbij minder grappig. Charles Bukowski, Gerrit Komrij, Michel Houellebecq - de lijst is lang, en internationaal. Het is trouwens dankzij Houellebecq dat Huysmans weer in de belangstelling staat, en dat Aan de vrouw na 140 jaar in het Nederlands vertaald werd. Het hoofdpersonage in Houellebecqs roman Soumission is een Huysmans-expert, en hij herhaalt Andrés zoektocht naar een onderdanige, stoofpotjes kokende vrouw.
Huysmans zelf gaf de 'rokkenkoorts' helemaal op, nadat hij jarenlang af en aan met een minnares had geleefd. Hij wierp zich in de schoot van de katholieke kerk, schreef romans over zijn bekering, en werd oblaat. De voormalige cynicus stierf kuis aan keelkanker. Er was geen vrouw om het moment te verpesten. En al was Huysmans dan een mannelijke chauvinist en een knorpot, van de talentloze onbeduidendheid van zijn antihelden kan je hem niet betichten.
Vertaald door Martin de Haan en Rokus Hofstede, Lebowski, 304 blz., 21,99 € (e)book 9,99 €). Oorspronkelijke titel: 'En ménage'.
Verberg tekst