Roman. Een van de grote romans van een van de grootste schrijvers van de twintigste eeuw verschijnt in een licht herziene vertaling: De kern van de zaak van Graham Greene is een boek zoals ze vandaag de dag niet weer worden geschreven.
Zesentachtig was Graham Greene toen hij in 1991 stierf als een van de grootste Engelstalige schrijvers van de twintigste eeuw, zo'n figuur over wie niet gemakkelijk te zeggen viel hoe het toch mogelijk kon zijn, in hemelsnaam, dat hem in zijn lange leven nooit de Nobelprijs Literatuur was toegevallen. Was een en ander te wijten aan de - zoals hij ze zelf noemde - entertainments die hij had geschreven, thrillers als A Gun for Sale en The Ministry of Fear?
Had het te maken met zijn brede populariteit, die zich achteraf bekeken onder meer laat afleiden aan het grote aantal verfilmingen dat van zijn werk is gemaakt - denk bijvoorbeeld aan The Quiet American en Our Man in Havana? Of speelde tevens mee dat de romans waarop Greenes eigenlijke literaire prestige berustten, zoals The Power and the Glory en het fabuleuze - en eveneens verschillende keren verfilmde - The End of the Affair, boeken waren waarin niet alleen de hoofdfiguur of -figuren net als Greene zelf de katholieke godsdienst aanhingen, maar waarin daarnaast ook consequent problemen werden aangesneden die rechtstreeks met het christendom waren verbonden?
Ook The Heart of the Matter, waarvan zo-even een - weliswaar zeer licht - herziene vertaling is verschenen, behoort tot die fameuze 'katholieke romans'. Het boek, dat het licht zag in 1948, speelt zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog in een niet nader genoemde Britse kolonie aan de West-Afrikaanse kust (aan het begin van de jaren veertig verbleef Greene een tijdlang in Sierra Leone) en verhaalt de gebeurtenissen die een vierhonderdtal pagina's lang voorafgaan aan de vraag die hoofdpersoon Henry Scobie ten slotte met recht en reden aangaande zichzelf kan stellen: 'Hoe kan hij er toch toe gekomen zijn om er zo'n puinhoop van te maken?'
Gedaan met de rust
Het begint ermee dat het huwelijk van Scobie, die al vijftien jaar werkzaam is als politie-inspecteur in onderhavig land dat onophoudelijk kermt en kreunt onder corruptie, kakkerlakken, misdaad en hitte, danig in het slop zit: zijn vrouw, een onaantrekkelijke, vriendenloze poëziefanate met wie hij een gestorven dochtertje heeft, geeft als haar wens te kennen, zeker nu de bevordering van Scobie tot commissaris tegen ieders verwachting in geen doorgang zal vinden, naar barmhartiger oorden, meer bepaald naar Zuid-Afrika, te verkassen.
Scobie op zijn beurt staat hoogst weigerachtig tegenover dit plan, en uiteindelijk vertrekt Louise, zoals zij genaamd is, in haar eentje. Niet tot onverdeeld genoegen van haar echtgenoot, trouwens: 'Ik heb altijd om rust gebeden en nu krijg ik die rust dan, dacht hij. Wat worden onze gebeden toch altijd op een verschrikkelijke manier verhoord.' Van rust zal hoe dan ook vanaf dan geen enkele sprake meer zijn, want tijdens de afwezigheid van Louise heeft Scobie alle gelegenheid om erachter te komen hoezeer de liefde en het goede met elkaar in tegenstrijd kunnen wezen: de overspelige liefdesrelatie die hij aanknoopt met de al evenmin met een fraai uiterlijk begiftigde Helen, die nadat de boot waarop zij voer getorpedeerd was samen met medeschipbreukelingen veertig dagen op een vlot op zee heeft rondgedreven, zal niet alleen zijn eigen neergang tot gevolg hebben, maar ook die van sommige mensen van wie hij houdt.
Dat Scobie zich op een gegeven ogenblik gedwongen ziet de leugen van zijn overspel nog eens te bekrachtigen door in zijn staat van ongenade ter communie te tijgen en zodoende als katholiek een doodzonde te begaan, met alle emotionele vertwijfeling en vreselijke angsten van dien, is een specifieke problematiek die voor vele lezers in het West-Europa van vandaag wellicht maar moeilijk na te volgen of althans weinig herkenbaar zal zijn, maar de morele paradox die de roman belichaamt heeft gelukkig universele eeuwigheidswaarde.
Die paradox laat zich samenvatten op deze manier: medelijden is een machtig sentiment van een hoogst destructief karakter. Het wordt door niemand op prijs gesteld, het is verschrikkelijk om het te voelen, temeer omdat het, samen met verantwoordelijkheidsbesef, 'de hevigheid van een hartstocht' verkrijgen kan, en als het hart erdoor verteerd wordt vermag het met gemak de vergelijking met 'een voortwoekerend verrottingsproces' te doorstaan.
Vooral nog, echter, is medelijden het volstrekte tegendeel van liefde: Scobie blijft in zijn buitenechtelijke relatie gevangen zitten op dezelfde manier als waarop hij als katholiek niet kan scheiden van zijn vrouw, maar noch van Louise, noch van Helen houdt hij. Alles wat hij kan opbrengen, is medelijden. Met hen, met zichzelf, met God. Met alles wat beweegt en niet beweegt, zoals ook blijkt uit de passage waaraan de roman zijn titel ontleent: 'Zou je misschien ook wel medelijden met de planeten moeten hebben als je alles wist?, vroeg hij zich af. Als je doordrong tot de kern van de zaak, zoals ze dat noemden?' Het ligt dan ook voor de hand dat Scobie, geplaagd door de pijn die onvermijdelijk met zoveel afgrondelijk medelijden gepaard gaat, op zeker moment verzucht: 'Wat was het toch dwaas om bang te zijn voor de eenzaamheid.'
Wie op basis van dit alles meent te mogen besluiten dat dit inderdaad buitengewoon ernstige boek zwaar op de hand of nog maar uitgesproken contemplatief van aard zou zijn, vergist zich nochtans jammerlijk. Als altijd, dus ook in zijn katholieke romans, zorgt Greene voor spanning en intriges, zodat De kern van de zaak tot overmaat van leesplezier ook nog eens een meeslepende misdaadroman kan worden genoemd, die zeer elegant in elkaar steekt en een paar knappe verrassingen voor de plotbeluste lezer in petto heeft.
Valt er dan niets aan te merken op deze uitgave? Tja, het verbijsterend knullige voorwoord van de hand van de Nederlandse schrijfster en filosofe Désanne van Brederode dreigt de hele tijd, zolang je erin aan het lezen blijft, van louter onbenulligheid ten hemel op te stijgen, en het aantal zetfouten in de roman is toch werkelijk te groot om niet storend te zijn. Tot daaraan toe, echter. Laten we vooral dus jubelen tot besluit. De kern van de zaak is een boek zoals ze heden ten dage niet meer worden geschreven. Welke schrijver zou daar ook mee weg kunnen komen? Maar lezen staat gelukkig wél nog altijd vrij.
Verberg tekst